Skip to content Skip to sidebar Skip to footer

Verslag lezing – ‘Sporen van slavernijverleden in Culemborg’ 23 oktober 2025

 

Vooraf

Het duizendste Voetlid Carla Kist wordt in het zonnetje gezet!

Sporen van slavernijverleden in Culemborg
De lezing wordt verzorgd door Aschwin Drost, die heel veel onderzoek heeft gedaan naar de Gelderlanders die overzee gingen. Hij kwam daarbij ook gegevens over Culemborgers tegen, zoals Jan Van Riebeeck. Want ondanks dat Culemborg niet altijd onder Gelderland viel en geen onderdeel was van de Republiek der Nederlanden, droegen de graven wel bij aan het buitenlands beleid.
Vanavond komt een mozaïek van verbondenheid bij de slavernij voorbij, zoals bestuurders, slavenbezit en koloniale waar waarmee huizen en lichamen werden gevuld. De grote lijn wordt hieronder gegeven. Meer informatie over dit onderwerp kunt u begin volgend jaar lezen in een uitgebreide Voetnoot van Aschwin’s hand.

Nederland en het koloniale rijk
Vanaf begin 17e eeuw had Nederland handelsposten en koloniën in Azië, Afrika, Noord- en Zuid-Amerika. Ruim vier eeuwen lang zijn Nederlanders in deze continenten aanwezig als handelaren en koloniale bezetters. Een eeuwenlange periode van kolonialisme, die gekenmerkt wordt door ruilhandel, landroof en kaapvaart, geweld tegen lokale bevolking en slavernij, handel onder dwang, onderdrukking en oorlog.

Bekende namen komen voorbij:
* Antonio van Diemen en Maria van Aelst
De Culemborger Antonio van Diemen is vanaf 1618 in dienst van de VOC en klimt op naar gouverneur-generaal, als hoogste positie in de Indonesische archipel. Hij trouwt met Maria van Aelst. Hij voerde een hardvochtig beleid. Wanneer hij overlijdt, komt Maria naar Culemborg samen met Carel Constant, een andere hoge VOC-functionaris.
* Carel Constant en Arnoud Faa
Toenmalig Perzië (nu: Iran) was van belang voor VOC vanwege de zijdehandel: Carel Constant is verbonden met dit gebied. Arnoud Faa was in Siam (nu: Thailand) ‘opperhoofd’.
Plantage- en slavenbezit in Suriname
Op de immense hoeveelheid plantages op de Caribische eilanden, in Suriname en Guyana verrichten vaak tot honderden slaafgemaakten dwangarbeid. Ook Culemborgers hadden daar in de 19e eeuw plantages, zoals Gaspard van Breugel. Hij is tegen de afschaffing van slavernij en noemt het ‘valsch en overdreven licht, waarin men den toestand der slaven in onze koloniën plaatst’. Ook Kuhlekamp-Lemmers, geboren in Paramaribo, kwam naar Culemborg gekomen.

Slavevoyages.org
Tussen de 15e en 19e eeuw vervoeren Europese slavenhandelaren in totaal zo’n twaalf miljoen mensen alleen al over de Atlantische Oceaan, van wie ruim 600.000 op Nederlandse schepen. Slavevoyages.org brengt dit confronterend in beeld. Dit is een database waarbinnen gezocht kan worden op schepen, slaafgemaakten, herkomst enz. Aschwin laat voor de periode van 1520 tot 1860 in bewegende bolletjes de scheepsreizen zien van schepen die tot slaaf gemaakte mensen aan boord hadden.

Persoonlijke verhalen: Kinderen van Nicolaes Heinsius
Nicolaes Heinsius uit Culemborg is administratief en bestuurlijk verantwoordelijk voor de slavenhandel van Afrika naar de Amerika’s. Wonend in Guinea (nu: Ghana) krijgt hij twee kinderen met een tot slaaf gemaakte moeder (die, zoals altijd, verder onbekend blijft). Deze kinderen zijn ‘in ketenen geboren’ maar Heinsius maakt ze vrij en neemt ze mee terug naar Culemborg.

Oral History
De traditionele manier van historisch en bronnenonderzoek wordt steeds meer aangevuld met persoonlijk vertelde verhalen. Het perspectief en de doorwerking van gebeurtenissen wordt meerstemmig en inclusief. Zo heeft Aschwin bijgedragen aan onderzoek voor de gemeente Arnhem en met name voor één van de geïnterviewden en haar familie geholpen bij het onderzoek naar het stukje Afrikaanse DNA.

Persoonlijke verhalen: Prudentia – Maria van Zadelhof
Een voorbeeld van het volgen van sporen via verhalen en foto’s is Tineke, afstammeling van Gijsbert van Zadelhof. Deze krijgt in 1823 een ‘in ketenen geboren’ dochter Prudentia. Ook hij laat haar vrij verklaren en neemt haar mee naar Nederland. Een ander voorbeeld is dat van Goossen Huybertz Vereem, waarvan op de website van het Elisabeth Weeshuis Museum meer is te ontdekken. Dergelijke persoonlijke verhalen kunnen helpen om grote geschiedenissen persoonlijk en dichtbij te brengen.

Koloniale waar
Producten, kennis, objecten en materialen en het eigendom laten zien hoe verweven leven in Culemborg is verbonden met slavernij. De handel vond plaats binnen de infrastructuur en netwerken van het koloniale slavernijsysteem. De boten met handelswaar hadden ook tot slaaf gemaakte mensen aan boord. En slaafgemaakten werkten bij productie, in havens en magazijnen.
Koloniale waar vind je in musea, in archieven en bij erfenissen. Na de rijken kregen steeds meer bevolkingsgroepen kregen toegang tot deze waar. Ook in het Elisabeth Weeshuis Museum is porselein (oa. uit Japan) en als herinneringskunst een tabaksdoos.

Lokale koloniale industrie
Ook vanuit Nederland ging waar overzee, zoals bijvoorbeeld Culemborgse vuursteengeweren die bijdroegen aan koloniaal geweld. Die geweren werden in Suriname gebruikt bij het neerslaan van opstanden van slaven. Ook bij de jeneverstokerij en sigarenfabrieken zijn sporen en verhalen in Culemborg.

Tegenstemmen
Hoewel de afschaffing van de slavenhandel (1814) en slavernij (1863) laat was in Nederland, zijn er altijd stemmen tegen slavernij geweest. Zo ook de Culemborger Jan Nedermeijer van Rosenthal: in 1816 voltooide hij zijn rechtenstudie met een proefschrift waarin hij pleitte voor de afschaffing van slavernij (die dan nog ruim 40 jaar duurt).

Afschaffing slavernij
Ook de afschaffing in 1863 leverde geld op: Nederlandse slaveneigenaren ontvingen een financiële compensatie van de overheid. Tot vrijverklaarde mensen kregen geen enkele compensatie en moesten in Suriname zelfs nog onder staatstoezicht op de plantages doorwerken. Soms werden de plantages al voor afschaffing verkocht om meer te ontvangen.

Belang van aandacht voor het slavernijverleden
Het slavernijverleden is een integraal onderdeel en fundament onder het Koninkrijk der Nederlanden waarin wij nu leven. En onderdeel van onze mentaliteit en identiteit. De VOC en WIC waren oorlogvoerende handelsmaatschappijen met van staatswege militaire en bestuurlijke macht overzee. Het perspectief is vooral vanuit de machthebbers en dat moet worden doorbreken. Anton de Kom schreef al bijna een eeuw geleden het boek ‘Wij slaven van Suriname’, over de geschiedenis van Suriname en de slavernij vanuit een niet-Europees perspectief. Er ligt een taak voor historici en andere onderzoekers, voor musea, archieven en andere erfgoedinstellingen om de traditionele en eenzijdige denkkaders te doorbreken. Excuses zijn gemaakt maar kent geen gevolg in de politiek. Wel zijn er in de samenleving verschillende initiatieven voor bewustwording en verwerking, zoals het bijzondere kunstproject ‘Draden van ons Nederlandse Slavernijverleden’ dat ook in het Elisabeth Weeshuis Museum vorm krijgt.

(PAUZE)

Jan Van Riebeeck en de Leugen van 1652
Aschwin vertelt over het leven en de carrière van Jan Van Riebeeck en zijn rol in Zuidelijk Afrika. Ook hij klom op binnen de VOC. “In 1652 sticht Jan Van Riebeeck een verversingspost aan de Kaap de Goede Hoop, of hij is zelfs de stichter van Zuid-Afrika”. Zo staat het nog steeds in veel boeken maar dat is bezien vanuit het Nederlandse perspectief.

Verversingsposten aan de Tafelbaai
Al eeuwenlang was het Kaapse schiereiland een handels- en contactplaats met bezoekers uit oost en west. Jan Van Riebeeck kwam daar pas in beeld toen gestrande bemanningsleden, die hadden kunnen overleven dankzij de hulp van de lokale gemeenschap, opgepikt werden door een retourvloot.

Khoikhoi – Atshumo en Krotoa
De Geschiedenis van de koloniale bezetting door de VOC tot 1795 heeft een vernietigende impact op lokale gemeenschappen en leefwijze van groepen Khoikhoi en San in zuidelijk Afrika, die al eeuwen leven op, met en van het Kaapse schiereiland en de wijde omgeving landinwaarts: landafname, verdrijving, moord, liefst 19 oorlogen, versmelting en genocide.

Verversingspost wordt kolonie
Alles moet opgebouwd aan de Kaap. De VOC moet ook wennen aan deze post: ongeveer de helft van de schepen bezoekt de Tafelbaai. Roelof de Man komt in 1653 uit Culemborg naar Kaap. Daarna komen er steeds meer koloniale immigranten; in 1661 zijn 50 landerijen in de vallei. Theodorus Zas is de eerste van de vijf Culemborgse predikanten in de kolonie. Jan Van Riebeeck wordt opgevolgd door zijn oom Gerrit van Harn. Die komt in 1661naar Kaap maar overlijdt onderweg.

Slavernij aan de Kaap de Goede Hoop
Er bestond aan de Kaap nog geen slavernij maar Van Riebeeck dient een verzoek in om tot slaaf gemaakte mensen te mogen importeren. Vanaf 1657 mag hij wel slavenexpedities organiseren.

Afsluiting
Aschwin heeft met deze lezing iets willen laten zien van de verwevenheid en complexiteit van sporen verbonden met Culemborg en Culemborgers. Waarbij Culemborgers op verschillende manieren en momenten, al van het vroegste begin betrokken waren, geregeld hoog in de boom zaten en met soms opvallende familiebanden. Aschwini deed al veel onderzoek en ziet nieuw onderzoek vanuit meerdere en andere perspectieven als verrijking voor de lokale geschiedschrijving.
Gelderse onderzoek van Aschwin@scribediem.nl; www.scribediem.nl

Vragen
• De rol van de kerk in dit geheel? Alomtegenwoordig. De Nederlands hervormde kerk is de staatkerk, ook overzee. Onderzoeken hierna vinden plaats. We weten al dat er in de anderhalve eeuw meerdere Culemborgse predikanten waren.
• Gingen er relatief veel Culemborgers naar zuidelijk Afrika? Grote aantallen Gelderlanders kwamen op hogere posities: commandeur, tweede man. Dat zie je ook terug in Nieuw Nederland (New York).

Een verklaring kan zijn dat landbouwers speciaal werden gevraagd. 1652 is vlak na tachtigjarige oorlog die in Nederland tot verlies van oogsten had geleid. Boeren waren vaak slachtoffer van passerende legers en in de regio speelde ook onderwater zetten van land een rol. Dit leidde tot verarming en voor sommigen de keuze voor vertrek/emigratie.

Nabrander
Vanuit het Jan Van Riebeeckhuis wordt een oproep gedaan om op zondag 23 november in het Elisabeth Weeshuis Museum met onderzoekers (Jonathan en Brent) in gesprek te gaan over vervolgonderzoek.