Verslag lezing ‘De natuur belicht’ 25 november 2025
De natuur belicht vanuit het perspectief van Jac. P. Thijsse
Een lezing verzorgt door Dik van der Meulen en Kars Veling op 25 november 2025
Inleiding Dik van der Meulen
Wie kent ze niet uit de kast bij opa en oma: de plaatjesboeken van Verkade? De boeken werden grotendeels geschreven door Jacobus Pieter Thijsse. Het was een aardige man en de familie bestaat uit vriendelijke mensen. Als biograaf moest Dik van der Meulen zoeken naar een invalshoek om het verhaal van het leven van Thijsse te beschrijven. Daar zal hij het straks over hebben.
Fascinatie voor Thijsse
Jac. P. Thijsse schreef veel in de ik-vorm. Dik heeft dat in het begin van zijn boek ook gedaan en zal dat nu in de lezing ook doen. Hij laat eerst een prent zien van Het Vogeljaar (1903): hij heeft dit exemplaar gekocht in 1978, 15 jaar oud, bij boekhandel De Slegte in Enschede voor 22,50 gulden. Het is een derde druk, beschadigd: gezien de prijs mag je concluderen dat Thijsse toen dus enorm populair was. Dik las het in één ruk uit; later heeft hij het herlezen en nog steeds vindt hij het het mooiste natuurboek dat in Nederland is geschreven. Vanaf dat moment zat Thijsse in zijn hoofd. Dik is ook een vogelaar geworden.
Vele jaren later kocht hij het Verkadealbum Texel, ook bij De Slegte: dit kostte hem nog maar € 5. Dik ervoer dezelfde betovering bij dit boek. De omslag wordt prachtig beschreven door Thijsse en Jan Wolkers. Met dit boek wist Dik dat hij eenmaal een boek over Thijsse zou schrijven. Dit werd nog versterkt toen hij het Verkadealbum Lente kreeg. De opening van dit boek vindt Dik prachtig: “Een ouverture”.
Een van de problemen bij het willen schrijven van een bibliografie over Thijsse is: er was al een bibliografie, van de hand van Sietzo Dijkhuizen. Dik vertelt dat die bibliografie adequaat is, alles staat er wel in. Dik koos een andere invalshoek: hij ging Thijsse achterna reizen. Thijsse heeft zelf ooit gezegd, naast een bestuurder zittend: “Er is geen betere schuilhut dan een auto”. Ook ging Thijsse te fiets, te voet en met de trein; Dik gebruikte vooral de trein en vouwfiets. Dik leverde met dezelfde werkwijze een dubbelbiografie: over de natuur van Thijsse en de natuur van tegenwoordig. Het is daarmee niet altijd een heel vrolijk boek geworden, maar Dik heeft er een optimistische toon aan gegeven.
Het leven van Thijsse
Jacobus Pieter Thijsse werd in 1865 in Maastricht geboren. Daarna verhuist het gezin Thijsse naar Grave en daar liggen Jac’s eerste herinneringen. Vervolgens volgt hij in Woerden de lagere school, waar hij regelmatig spijbelt. Tegen zijn eigen leerlingen geeft hij later aan dat ze mogen spijbelen als ze maar naar de natuur gaan kijken. Wanneer je nu met de trein van Utrecht naar Gouda reist, zie je nog steeds brede sloten, smalle weilanden en veel vogels. Nu, maar toen ook!
Vervolgens trekt Thijsse naar Amsterdam, waar hij de kweekschool volgt en onderwijzer wordt. Hij geeft eerst in Amsterdam les en vertrekt later naar Texel. Het eiland is voor hem een openbaring. Het werd ‘schapeneiland’ genoemd maar vooral de vele soorten planten en vogels trokken Thijsse. Zijn vrouw was ook onderwijzeres, maar vrouwen moesten in die tijd stoppen met werken wanneer ze trouwden. Voor haar is Texel te ver van haar geboortegrond en ze heeft heimwee. Na twee jaar gaat het gezin Thijsse terug naar Amsterdam.
In Amsterdam wordt Thijsse schoolhoofd en ontmoet Eli Heimans. Eli was een onderwijzer en had ook een groot hart voor de natuur. Heimans had een kinderboek gemaakt (het populaire jongensboek Willem Roda) en was daar bekend mee geworden. Heimans had kritiek op het traditioneel systematisch georiënteerde onderwijs in de natuur zoals dat tot dan toe werd gegeven. Hij pleitte ervoor om de kinderen mee naar buiten te nemen en dieren en planten in de klas te brengen; op die manier kon het eigen waarnemen van de kinderen worden gestimuleerd.
Samen schrijven
Heimans’ ideeën schreef hij op in het boekje: De levende natuur, een handleiding bij het onderwijs in de kennis van planten en dieren op de lagere school in het bijzonder voor de grote steden. In dit boekje, dat in 1893 verscheen, baseerde hij zich op het Sarphatipark in Amsterdam. Later verscheen ook een boekje over natuur buiten de stad: Heimans wilde dat wel samen met Thijsse schrijven, wat zeker ook bijdroeg aan Thijsse’s bekendheid. Het eerste gezamenlijke boekje was Van vlinders, bloemen en vogels. Dit was een heel toegankelijk boekje. Het was voor kinderen bedoeld maar ook voor volwassenen mooi. Thijsse en Heimans maakten furore en schreven zeven boekjes; ze werden populair.
Een nieuw project werd eind 19e eeuw opgepakt: Heimans, Heinsius en Thijsse’s geïllustreerde flora van Nederland. Dit is nog steeds een van de meest gerenommeerde bronnen voor het leren kennen van de flora van Nederland. De plaatjes hebben ze allemaal zelf getekend. De flora begint met de vraag: “Is het een plant, boom of heester?”. Verder determineren en verder en verder: dan kom je bij de naam. Dik vergeleek verschillende Nederlandse flora en kwam met deze het beste bij de werkelijkheid uit.
Een volgend nieuw project was het tijdschrift ‘De levende natuur’: toegankelijk, geschreven voor het grote publiek en niet per se wetenschappelijk. Ook nu nog is dit hét Nederlandstalige tijdschrift voor natuuronderzoek en natuurbeheer. Volgens Dik is het een mooi maar meer wetenschappelijk blad geworden.
Natuurmonumenten
Thijsse was inmiddels docent aan de kweekschool geworden en kon (mede dankzij het geld dat hij voor het schrijven ontving) een villa kopen in Bloemendaal. Daar scheidde hij zich van Heimans af en schreef op eigen kracht Het Vogeljaar. De werelden van Eli en Jac verschilden, wat duidelijker werd toen het Naardermeer werd bedreigd. Amsterdam wilde daar een vuilnisbelt van maken. Thijsse begon een campagne en actie te voeren voor het behoud van het Naardermeer. Het gemeentebestuur zag van de plannen af (om logistieke redenen). Thijsse zag de potentiële bedreiging en vond dat natuurgebieden moeten worden behouden; daar moet je geld voor vinden. De voorloper van wat nu ‘Natuurmonumenten’ is werd opgericht. Thijsse werd secretaris, Tienhoven penningmeester maar Heimans zat niet in het bestuur (mogelijk speelde zijn Joodse komaf een rol).
Verkade plaatjesboeken
Heimans en Thijsse dreven verder uit elkaar, wat werd versterkt in 1905-1906 toen de firma Verkade naar Thijsse kwam met de vraag of hij een natuurboek zou willen maken. Van Tienhoven stimuleerde hem. Het boek Lente kwam uit en was een groot succes. Gevolgd door Zomer, Herfst en Winter. De vorm smaakte naar meer: er kwamen boeken over landschappen en wandelingen. De boeken van Verkade waren een succes tot het eind van de Eerste Wereldoorlog. Portielje, de directeur van Artis, werd gevraagd voor het plaatjesboek over Artis, maar later vroeg Verkade toch weer Thijsse omdat hij populair bleef.
Hij schreef naast de hiervoor genoemde boeken talloze andere boeken: over paddenstoelen, insecten, vogels. Hij was een grote natuurkenner. Daarnaast stond Thijsse ook 6 dagen in de week voor de klas in die tijd (basisschool, kweekschool, Kennemer Lyceum). Hij wandelde veel, verzamelde materiaal. Dik vraagt zich af: hoe deed hij dat? Thijsse had allerlei schets- en dagboekjes en waarschijnlijk heeft hij alles in een keer uitgeschreven (geen doorhalingen bijvoorbeeld in zijn teksten).
Eerbetoon
Thijsse heeft veel eerbetoon meegemaakt. Schrijven, het bestuur van Natuurmonumenten; hij was een film- en radio-beroemdheid. Ook is hij tweemaal geridderd. Het Eredoctoraat in de wis- en natuurkunde van de gemeentelijke Universiteit van Amsterdam zorgde er voor dat hij ook op het Lyceum les kon geven. Het mooiste eerbetoon is een heemtuin in Bloemendaal: Thijsse’s Hof. Dit is de oudste heemtuin van Nederland en bestaat dit jaar 100 jaar (oudste heemtuin ter wereld). Hier zie je de planten uit het duingebied in een natuurlijke omgeving.
Laatste levensjaren
In 1930 ging Thijsse met pensioen maar bleef schrijven. In 1938 overleed zijn vrouw; de zonen woonden verder weg (Den Haag en Bandung). Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak woonde hij in eenzaamheid in de villa. Hij zocht contact met de Duitsers (maar hij was beslist geen nazi), schudde de nieuwe nazi-burgemeester de hand en meldde zich aan om het blad De Levende Natuur te behouden. Thijsse ontving hoge nazimensen op de thee. Waarom? Dik denkt dat hij oud en naïef was, met vertrouwen in de goedheid van mensen. Daarnaast had de Nederlandse regering al in 1920 een wet gemaakt voor natuurbescherming maar die kwam er maar niet door; de nazi’s daarentegen hadden goede natuurbeschermingswetten en dat leverde de toenadering op door Nederlanders met de Duitsers. De Vogelwet werd aangescherpt door de Duitsers; dit werd na de oorlog gehandhaafd. Thijsse hielp echter ook Joden: Eli Heimans’ zoon Jacob (een befaamd bioloog, die ook aan de Flora meewerkte) kwam door Thijsse in de Barneveld groep en hoefde niet op transport naar Duitsland.
Thijsse overleed op 7 januari 1945, net geen 80 jaar.
Tot slot
De betekenis van Thijsse: hij heeft Nederland rijp gemaakt voor de natuur door de propaganda-actie van Verkade. De vele albums hadden een gezamenlijke oplage van meer dan 2 miljoen (in een tijd dat Nederland 6-9 miljoen inwoners had). Het overgrote deel van de Nederlanders maakte door deze albums kennis met de natuur. En ook het tijdschrift en Natuurmonumenten droegen een steentje bij aan de aandacht voor de natuur. Zonder Thijsse zou Nederland er anders hebben uitgezien.
Vragen
Plaatjes maken een groot deel uit van de Verkade albums: wie maakten die? Belangrijk waren Henricus en Cornelis Rol (deze laatste maakte ook de omslag van Texel). En er was een breder groepje van artiesten met Wenckebach en Jan Voerman jr. Allemaal schilderden ze op hoog niveau. Thijsse heeft zelf ook invloed gehad met zijn schetsen, die vaak de basis vormden voor het uiteindelijke werk van de kunstenaars.
Hoe deed hij dat? Hij hield schetsboeken en dagboeken bij (zijn natuurdagboeken zijn ook digitaal raadpleegbaar). En de manier waarop hij werkte hing af van het soort boek: voor zijn wandelboeken bijvoorbeeld ging hij (met zijn vrouw) gericht op pad, maakte hij aantekeningen en schetsen onderweg. Nu ga ik er eens op uit. Thijsse is zelfs een keer schetsend opgepakt omdat men dacht dat hij voor de Duitsers spioneerde.
Pauze

Inleiding Kars Veling
Kars Veling wil in de voetsporen van Jac. P. Thijsse treden en over de natuurbescherming in Culemborg spreken. Kars werkt bij de vlinderstichting en is al 50 jaar, dus vanaf de start, lid van de Natuur- en Vogelwacht Culemborg. De drie motto’s zijn: onderzoeken, beschermen en vertellen.
Wie zijn wij?
De Natuur- en Vogelwacht is gericht op natuurbehoud. Dik vertelde over het Naardermeer, wat een mooi stuk Nederland was in Thijsse’s tijd en nog steeds een natuurgebied van Natuurmonumenten.
Natuurbehoud
Kars laat een prent zien van rond 1965: de omgeving van Culemborg bestond uit kleine kaveltjes met veel slootjes ertussen. Na de oorlog kwam de ruilverkaveling op gang wat leidde tot grotere percelen, minder slootjes, intensiever bewerken en gebruik van kunstmest. Voor de natuur was dat nadelig. Ook in Culemborg verloor de natuur. Eén stuk is buiten de ruilverkaveling en dus gelijk gebleven: de Regulieren (klei, nat). Het Gelders Landschap is beheerder. Het oranjetipje, de favoriete vlinder voor Kars die ook in een van Thijsse’s boeken staat, komt daar nog steeds veel voor. Staatsbosbeheer en het Gelders en Utrechts Landschap streven naar natuurbehoud en hebben beschermde gebieden in de buurt van Culemborg die natuurgebied blijven.
Natuurontwikkeling
Bij natuurontwikkeling zijn er logistieke en veiligheidsoorzaken: hoog water in 1995, met de dreiging van onderstromingen en de evacuatie, leidde er toe dat men nu meer is gaan denken over waterbeheersing. Het water komt deze kant op, dat is voorspelbaar, en dit moet snel afgevoerd kunnen worden. Dijken werden verstevigd. Delen van de uiterwaarden zijn uitgraven zodat het water sneller weg kan. Er zijn geen akkers meer in de uiterwaarden en meer water: voor de natuur is dit goed. De meidoorns die er stonden zijn laten staan; er is veel meer variatie in het gebied op de uiterwaarden gekomen. Het zijn nieuwe natuurgebieden geworden waar veel te beleven valt. De zilverreiger zit er nu heel veel (35 jaar geleden alleen in Frankrijk) en de lepelaar (die ook in Thijsse’s Texel album staat) in de Everdingerwaard. Een groot deel wordt door koeien van een biologische boer begraasd. En ook de bever heeft zich hier prima kunnen vestigen (en schade aangebracht). Ruige natuur met veel variatie, veel planten en leven.
Natuurbeheer
De Natuur- en Vogelwacht is nu ook actief met beheer bijvoorbeeld niet teveel of te weinig koeien. Maar ook met het maaibeleid: dat gebeurt in opdracht van Rijkswaterstaat, met veiligheid hoog in het vaandel, wat leidt tot kaalgeslagen vlaktes. Daar zijn nu afspraken over gemaakt en er wordt meegedacht over een goed beheer: inclusief veiligheid én inclusief de natuur de kans geven (bijvoorbeeld plekken overslaan met maaien zodat beestjes de winter door kunnen komen).
Kleinschaliger zijn er ook gebiedjes in en rond Culemborg zoals de Zump, aangelegd tegen de toenmalige nieuwbouwwijk Voorkoop. Een plek van natuurontwikkeling in aanleg en beheer. Eerst was dit een plek voor opslag van de gemeente; nu is het een natuurgebiedje met bos en griend. De hele Betuwe in het klein: jungle, knotwilgen, elzen. De zuurwaterjuffer komt er bijvoorbeeld. In deze tijd loopt een deel van de Zump vol met water; wie weet wordt het deze winter weer een ijsbaan.
In de voetsporen van Thijsse: verhalen vertellen
Door de verhalen die Thijsse vertelde, zijn veel mensen met de natuur in aanraking gekomen. Naturbescherming kan niet zonder verhalen. Kars volgt Thijsse en vertelt zijn verhaal over het oranjetipje.
Het mannetje heeft een oranjetipje en zij is wit. Het mannetje van het oranjetipje vliegt alleen in het voorjaar en vliegt kilometers op zoek naar vrouwtjes. Wanneer hij iets wits ziet, gaat hij erop af. Maar de vrouwtjes kunnen mannetjes afwijzen; dat doen ze als er al gepaard is. Het vrouwtje leeft dan nog maar doet dat nog maar een enkele dag en wil dan zoveel mogelijk eitjes kwijt. Het mannetje gaat na de afwijzing snel door en zoekt een ander vrouwtje. Als hij een vrouwtje ziet dat net uit de pop is en nog aan het opdrogen is, dan wacht het mannetje tot ze droog is en dan kan er gepaard worden. De eitjes moeten eerst nog even rijpen; in de tussentijd drinkt het vrouwtje veel nectar uit de pinksterbloem en de paardenbloem zodat ze energie genoeg heeft om de eitjes te verspreiden. De eitjes worden afgezet in de pinksterbloem. Het vrouwtje zoekt 1. pinksterbloemen dichtbij bloemen en struiken; 2 een plant met veel bloemen en bloemknoppen; 3 een plant zonder ander eitje erop (want dan is te weinig voedsel voor twee rupsen). Heeft ze een plek gevonden die daaraan voldoet, dan kan ze een eitje afzetten (wit de eerste dag en de tweede dag al oranje). Het vrouwtje zet 30-40-50 eitjes af en is na twee dagen vliegen op. Na enkele weken kruipt de rups uit het eitje en de plant heeft dan net zaad gevormd dat nog zacht is. Als het zaad harder en groter is, kan de rups dat ook wel eten (want is inmiddels ook groter en sterker). In juni sterft de pinksterbloem af en moet de rups verpoppen en negen maanden lang hangen: de rups kruipt daarom van de bloem naar bomen en struiken in de buurt en verpopt daar. Een ideale plek om de winter door te komen. In april van het volgende jaar komt het oranjetipje als vlinder uit de rups tevoorschijn.
Vragen
Kunnen overwinterende poppen vorst hebben? Ja, ze halen vocht uit het lijf en maken een soort van anti-vorst aan. Trekvlinders kunnen dit niet. Nu die meer hier blijven is dat een risico als het gaat vriezen.
Zijn er vogels die poppen lekker vinden? Ja: poppen zijn voedzaam voor vogels en muizen. Van de 100 poppen worden er zeker 80 opgegeten. Als er maar minimaal 2 overblijven! Natuurlijke vijanden zullen nooit zorgen dat een vlinder verdwijnt maar wij mensen doen dat wel.
Dik: zo gedetailleerd als Kars kan vertellen over een vlinder: Thijsse wist dit niet. Kars geeft aan dat de Vlinderstichting duizenden vlinder-kijkers kent. Iedere vlindersoort heeft dit soort bijzonderheden. Zo zit de Pimpernelvlinder als pop in een mierennest en maakt daar het geluid van een mierenkoningin en mag daarom ook blijven. En zo komen we met zijn allen steeds meer te weten over de natuur!